Ze brengen me bijna in trance. Al die voortgaande benen. Ik zit langs de kant en laat me hypnotiseren door het geluid van voetstappen en het zicht op de zigzaggende benenzee. De wandelaars lopen even snel, maar ieder paar benen beweegt in een eigen ritme. Regelmatige stappen, of – ach gos – hinkstappen. Het afzien wordt wit onderstreept door het verband om de knieën. En ze moeten nog zo’n eind.
Ik dwing mijn starende ogen een niveautje hoger. Naar de bijbehorende gezichten. Om de mens te zien boven die benen. Een uniek mens met een verhaal, een verleden en een reden om weer (?) de Vierdaagse te lopen. Mijn blik valt op de montere ochtendtypes die duidelijk geen last hebben van het vroege tijdstip. Zij wensen me vrolijk goedemorgen, ik krijg zelfs applaus en complimenten omdat ik zo vroeg zit te supporteren. Ik lach en steek mijn duimen op. De stoet trekt voorbij. De meeste wandelaars lijken toch nog niet helemaal wakker, zwijgzaam en met strakke gezichten benen ze voort. Het wordt vast zwaar vandaag. De dag van Wijchen is berucht.
Er komt geen einde aan de benenstoet. Ik moet eigenlijk gaan, maar dat vind ik sneu voor de wandelaars die nog komen. Die verdienen ook aanmoediging: ” Succes vandaag!” Roep ik nog maar eens naar niemand in het bijzonder. Ach, misschien maakt het die wandelaars niets uit. Ze zullen zich mij niet meer herinneren. Net zomin als ik die individuele gezichten zal herinneren. Maar juist omdat ze met zoveel zijn, geven ze mij een vrolijk gevoel en begin ik energiek aan de dag. Met tegenzin loop ik weg, ik moet aan het werk. Tot vrijdag! Dan ben ik er tijdens de intocht weer bij.
Column in Weekkrant De Brug 22 juli 2015